dinsdag 24 december 2013

Spel

Dat hoort ook bij de kerstvakantie: met vrouw en kinderen een gezelschapsspel spelen. Voor er begonnen kan worden, moet ieder gezinslid zich echter eerst losweken uit zijn solitaire bezigheden. Televisie, laptops en Ipads dienen te worden uitgezet en de smartphones moeten enigszins terzijde gelegd worden. Die ook uitzetten, is te veel gevraagd. We leven tenslotte niet in de Middeleeuwen.
  We kiezen voor een spel dat mijn oudste dochter heeft gekregen als onderdeel van haar kerstpakket. Het blijkt een strijd der seksen en bestaat uit diverse rondes waarin de geslachten elkaar uitdagen. Al zijn wij mannen numeriek in de minderheid, na een valse start in ronde 1 behalen we een glansrijke overwinning.
  Daarom kiezen we daarna voor een andere spel en een andere mix. Uit de spelletjeskast tover ik een prachtig top-40-spel tevoorschijn, dat nog nooit uit de doos is gehaald. Al komen we terug van een forse achterstand, uiteindelijk verliezen mijn dochters en ik toch van mijn zoon en mijn vrouw. Een beetje zuur, vooral omdat ik wist dat ‘Twee reebruine ogen’ van de Selvera’s was.
  Vannacht gingen de spelletjes verder in mijn droom. Daarin werd me een concept aangereikt voor een nieuw spel. Ik schrok ervan wakker en hoorde hoe het stormde. Terwijl de brievenbus bleef klepperen en deuren en ramen trilden in hun sponningen, kon ik in mijn hoofd het denken over het spel niet stoppen. Ik zag er ook een format in voor een tv-programma en voor een app.
  Vanmorgen was ik daarover wat minder positief.

(24-12-2013) 

maandag 23 december 2013

Familiediner

Het is pas 23 december, maar het eerste kerstdiner zit erop. Gisteren hadden we hier in de tuinkamer mijn kant van de familie op bezoek. We hadden twee tafels tegen elkaar geschoven en zeventien zitplaatsen gecreëerd. Dat bleek er een te veel: neef Niek had zich afgelopen week dusdanig in de beslommeringen van het Groningse studentenleven gestort, dat de voorbereiding van een tentamen in het gedrang dreigde te komen. Eerst zou hij halverwege aanschuiven, later hoorden we dat hij helemaal niet meer kwam.
  Een andere neef was er ook niet en de vrienden en vriendinnen van enkele jeugdige familieleden lieten om hen moverende redenen ook verstek gaan. Het voordeel daarvan was dat iedereen in de tuinkamer paste en we genoeg stoelen en tafelruimte hadden.
  Mijn vrouw en ik hadden een viergangendiner in elkaar geknutseld, dat begon met een palet van drie soorten vis en eindigde met een trio van nagerechten. Dankzij een goede logistieke voorbereiding, een voorbeeldige samenwerking en de hulp van onze dochters verliep alles gesmeerd. De gasten lieten zich de hun voorgezette spijzen smaken en prezen de koks.
  Mijn negentigjarige vader zat als pater familias aan de kop van de tafel. Hoewel er een permanente kakofonie aan geluiden aan zijn oren voorbijtrok, genoot hij zichtbaar van het familiediner.
  Enkele keren had ik de neiging mijn moeder ter sprake te brengen. Hoe graag ze hier bij geweest zou zijn. Of hoe ze vanaf het bidprentje ons samenzijn aanschouwde. Was ik de enige die aan haar dacht? Vast niet.

(23-12-2013) 

zondag 22 december 2013

Werkplek

Mijn vrouw heeft me verbannen. Binnenshuis, dat wel, maar toch. Ze wil niet meer dat ik in de tuinkamer, onze voornaamste leefruimte, zit. Althans niet met mijn laptop. Ze heeft het al zo vaak gevraagd, dat ik nou maar gezwicht ben. Van vrouwen verlies je het uiteindelijk altijd. Ze hebben een heel arsenaal aan technieken om hun zin door te drijven. Een daarvan is de herhaling. “Het is hier toch geen kantoor!” Een ander middel is overdreven zuchten, om nog maar te zwijgen van verongelijkt kijken.
  Dit is dus het eerste tekstje dat ik type op mijn nieuwe ‘werkplek’. Zo noemt mijn vrouw het, een werkplek, alsof er geen levensgroot verschil is tussen werk en hobby.
  Het is zeer de vraag of deze interne verhuizing de kwaliteit van mijn teksten ten goede zal komen. Op mijn oude plek zat ik heel dicht bij een groot raam en had ik altijd zicht op de tuin. Om inspiratie te vinden hoefde ik maar opzij te kijken en hop, dan kwamen de onderwerpen en de bijpassende woorden vanzelf.
  Nu zit ik achter een soort van bureau op een stoel met wieltjes. Het is een veel donkerder plek. Ik kijk uit op de oprit van de buren en op een wild woekerende vlinderstruik. Ik heb zelfs kunstlicht nodig om de letters van het toetsenbord goed te kunnen onderscheiden.
  Er is één troost. Als ik hier net zoveel tijd doorbreng als op mijn oude werkplek, dan gaat ze me vanzelf missen. Zo zijn vrouwen.

(22-12-2013)         

zaterdag 21 december 2013

Minpuntje

Het heeft ongetwijfeld met het milde weer te maken. Voorgaande jaren zag ik zo naar de kerstvakantie uit, dat ik van het begin ervan amper kon genieten. In plaats van uitgelaten was ik de eerste dagen wat chagrijnig, wat als een rode lap werkte op mijn huisgenoten. Verdere escalatie lag dan op de loer.
  Hoe anders gaat het dit jaar. De laatste werkdag van 2013 verliep in een ontspannen sfeer, waarbij ik zelfs genoten heb van Gregoriaans gezang. We hoefden niet vanwege sneeuwval en gladde wegen het kerstprogramma te cancelen en er was geen zure soep. De laatste lessen heb ik, met dank aan de site taalvoutjes.nl, ingevuld met een taalspelletje en de leerlingen leken het warempel leuk te vinden.
  Vanochtend heb ik op mijn gemak een grote pan witlofsoep en gerookte forelmousse gemaakt. Mijn vrouw heeft ons huis met mooie, fleurige stukjes versierd. Morgen hebben we een pre-kerstdiner voor zeventien personen, maar we hebben nog geen onvertogen woord tegen elkaar gesproken.
  Dan zat er in mijn mailbox ook nog eens het bericht dat een door mij geschreven gedicht door is naar de tweede ronde van de nationale gedichtenwedstrijd. Een bescheiden succesje, maar wel een waar ik even op kan teren.
  Er is tot dusver maar één minpuntje. Toen ik door het kerstnummer  van het Volkskrantmagazine bladerde, constateerde ik dat van de tien geïnterviewden er maar één ouder is dan ik. Zelf eurocommissaris Oli Rehn is jonger. Ik moet dus op gaan schieten als ik nog beroemd wil worden.

(21-12-2013)        

donderdag 19 december 2013

Stiften

Al heb ik een hekel aan kunstgras, ik had de Griekse held die er in dit moderne tijdsgewricht zijn wedstrijden op speelt een overwinning gegund. Maar de goden waren hem gisterenavond niet gunstig gezind. Ik heb het over de wedstrijd Feyenoord-Heracles in de achtste finales van de KNVB-beker.
  Allereerst hadden de goden kort voor de wedstrijd Martin Koeman tot zich geroepen. De dood van de vader van Feyenoords trainer legde volgens Volkskrant-journalist Iwan Tol ‘een schaduw over de wedstrijd’. Dat gegeven leverde Feyenoord natuurlijk een moreel voordeel op, zeker toen men kort voor de wedstrijd besloot met rouwbanden te spelen. Ik bedoel, dan ga je als verdediger toch net iets minder fanatiek voor de bal.
  Vervolgens schonken de goden hun Italiaanse lievelingszoon Pellè al na twaalf minuten weer eens een briljant moment. Hij draaide weg bij zijn directe tegenstander en schoot hard en gericht binnen, lees ik. Na die actie kuste hij ook nog eens zijn rouwband.
  Ten derde was daar Heraclied Rienstra. Diep in de tweede helft, bij de stand 1-1, begreep hij een goddelijke ingeving verkeerd. In kansrijke positie stiftte hij de bal. Dat deed hij volgens Iwan Tol evenwel met één t. Hij had beter kunnen kiezen voor een hard schot, schrijft Tol. Nee, Iwan, jij had beter moeten opletten toen de werkwoordspelling werd uitgelegd.
  De goden houden overigens nog steeds van spanning. In de verlenging lukte het Heracles niet te scoren, al speelde Feyenoord inmiddels met tien man. Koemans team won de strafschoppenserie met 6-5.

(19-12-2013)

Felix

Als ik geen vrouw had en geen kinderen en ook verder geen verplichtingen aan de wereld, vertrok ik vandaag nog naar het zuiden van België. Ik zou, desnoods te voet, reizen naar de Gaumestreek, vlakbij de Franse grens en aanbellen bij de abdij van Orval. “Hier ben ik,” zou ik zeggen tegen de hoogbejaarde portier. “Als de duivel oud is, wil hij monnik worden.”
  Het was me al meerdere keren opgevallen in een Belgische supermarkt. Hoe ik ook zocht tussen al die overheerlijke bieren, mijn lievelingsbier kon ik niet vinden. Laatst in een restaurant in de Ardennen, waar ik als aperitief pleeg een Orval te bestellen, bleek het ook op te zijn. Jammer vond ik dat, want het eten passeert de huig zoveel prettiger, als deze vooraf gestoffeerd is door een Orvalletje.
  Dezer dagen las ik in de krant hoe het komt dat ik al vaker heb misgepakt. Er wonen in de abdij van Orval nog maar twaalf monniken, van wie de meesten hoogbejaard zijn. Dit kleine groepje paters kan de vraag naar hun godendrank niet bijbenen.
  In Achel, waar ook zo’n heerlijk trappistenbier gebrouwen wordt, is de nood nog hoger. Daar wonen nog maar zes monniken. Als kind ben ik daar vaker geweest. We bezochten dan pater Felix, een vriend van mijn vader. Dankzij hem heeft die nog altijd een paar prachtige kelken tussen zijn glazen staan.
  Ik weet niet of Felix nog leeft. Zo niet, dan hoop ik dat hij in de hemel nog steeds trappistenbier drinkt.

(19-12-2013)      

dinsdag 17 december 2013

Project

Al te veel verklappen zal ik nog niet. De wedstrijd is nog maar net begonnen en de afloop is hoogst onzeker. Maar o, wat vind ik het nu al leuk.
  Of het voor mijn vrouw ook leuk wordt, is de vraag. Ik ben volgens haar al verslaafd en de koppelkoers waar we nu aan begonnen zijn, zou die verslaving wel eens verder kunnen aanwakkeren. Het risico dat ik tijdens de kerstdagen en de vrije dagen daarna met mijn hoofd te veel bij het koersverloop ben, is niet gering. Ik moet niet al te glazig uit mijn ogen gaan kijken en alert op haar vragen blijven reageren, anders ligt een echtelijke ruzie op de loer.
  Het idee komt van Frits. Nadat ik bij hem, de gemeentedichter van Leudal, op bezoek ben geweest, zijn we intensief gaan mailen. Na enkele mails lanceerde hij het idee om een gezamenlijk project op te starten, over de provinciegrenzen heen.
  Het ligt op het terrein van onze gezamenlijke hobby, het maken van lichte, vormvaste gedichten, en het heeft met de mooiste aller sporten te maken, de wielersport. Nogmaals, ik wil niet te veel verklappen, maar ik licht nog een tipje van de sluier op: in ons project speelt een berg een prominente rol. Een berg die ooit door een van de aartsvaders van de moeder van de vormvaste verzen te voet beklommen is. Ik doel natuurlijk op Petrarca.
  Het project is zo zinloos als Jan Kal ooit dichtte. Maar we gaan samen voor de top.

(17-12-2013)    

maandag 16 december 2013

Boerenmoes

Toen ik vandaag thuis kwam van mijn werk, rook ik het al. Mijn vrouw had boerenmoes gemaakt. Is er een betere manier om los te komen van de stress en sleur van een drukke werkdag? Ik omhelsde haar met nog meer enthousiasme dan op andere dagen. Ze was ook nog eens naar de kapper geweest en zag er een paar jaar jonger en nog aantrekkelijker uit.
  De term boerenmoes kent mijn vrouw overigens niet. Zij en velen met haar noemen dit gerecht boerenkoolstamppot. Mijn moeder noemde het evenwel boerenmoes en die benaming zal ik dus altijd blijven gebruiken, als een kleine hommage aan haar, die het zo vaak heeft klaargemaakt. Haar boerenmoes met verse worst (van slager Ockhuijsen) was een van mijn lievelingsgerechten: zo Hollands, zo winters, zo goed vullend en zo lekker!
  Terwijl ik van de boerenmoes van mijn vrouw zat te smullen (met blinde vink, ook lekker), gingen mijn gedachten terug naar vroeger. Naar al die keren dat mijn moeder voor haar man en vier zonen met veel toewijding boerenmoes gemaakt heeft.
  Maar ook mijn vaders groentetuin zag ik voor me, waarin hij jaar na jaar de boerenkool teelde. Ik zag in gedachten die tuin in de winter, als alle andere groenten al gesneden, geplukt, opgegeten of ingemaakt waren en er in de opgevroren grond alleen nog een paar boerenkoolstronken overeind stonden. Dat beeld is pure poëzie. Boerenmoes werd immers nog lekkerder als er een paar nachtjes vorst overheen gegaan waren.
  In mijn ooghoek prikte een traan.

(16-12-2013) 

zondag 15 december 2013

Lichtblauw

Zondagochtend negen uur. Terwijl de rest van het gezin nog op bed ligt, open ik het gordijn van de tuinkamer. Ik zie een grijze, naar lichtblauw zwemende lucht, waartegen de nu bijna helemaal kale eikenbomen scherp afsteken. Het is een dag met perspectief, constateer ik. Een dag die nog alle kanten op kan. Behalve dat we om half elf ontbijten, ligt er nog weinig vast.
  Ik denk aan fietsen, aan wandelen zelfs. Moet ik dat dadelijk aan mijn vrouw voorstellen? Haar ochtendgezicht zal meteen helemaal opengaan. Ze zal opnieuw van me houden. Voor ik het in de gaten heb, hebben we onze wandelschoenen aangetrokken en zijn we onderweg naar mijn vader of mijn schoonouders. Gelukkig heb ik nog even tijd om over bovenstaande vraag na te denken.
  Eerst maar eens de computer aanzetten en mijn mailbox checken. Ik verwacht enkele, hopelijk leuke reacties op mailtjes die ik gisteren verstuurd heb. Die blijken er nog niet te zijn. Wel is er een mail met als onderwerp ‘Dringend’. Dat werkt, althans bij mij, averechts. De afzender is ING. O zo’n mailtje, denk ik.
  Toch klik ik het open. Ik word aangesproken als ‘Geachte klant’, terwijl ik dat helemaal niet ben. Ik lees ook de eerste zin: “Onlangs heeft onze gegevens blijkt dat uw ING Bank rekening mogelijk gemaakt door een derde partij illegale binnenkomst.” Ik moet lachen en word boos. Zijn er echt mensen die hier instinken?
  Ik kijk naar buiten. Het lichtblauw lijkt te gaan winnen. Dadelijk komt mijn vrouw.

(15-12-2013) 

zaterdag 14 december 2013

Koe

Ik word er niet boos van, maar wel een beetje verdrietig. Twee dagen achtereen stuit ik in mijn krant, de European Newspaper of the Year, op een fout in de werkwoordspelling.  Na de eerste wilde ik er al een column aan wijden, maar ik hield me nog in. Nu tintelen mijn vingers en mijn hersencellen.
  Gisteren stond de volgende zin in een interviewtje met Henry Keizer, de bestuursvoorzitter van de Facultatieve Groep: “Wij hebben computerprogramma’s ontwikkelt die deze taak overnemen.” Met ‘deze taak’ doelt hij op de zuurstoftoevoer bij crematieovens. Op dat terrein is Keizers bedrijf immers wereldmarktleider.
  Zelf heeft hij van deze fout geen weet. Dat concludeer ik uit de zelfvoldane blik waarmee hij mij op de begeleidende foto aankijkt. In heel zijn omvangrijke zelf straalt hij uit dat hij plezier heeft in zijn werk. Over zijn eigen tijdelijkheid maakt hij zich geen zorgen. De computerprogramma’s van zijn crematieovens “reageren op wat daarbinnen gebeurt”, staat er (met een t!), ook op “de grootte van het lichaam”.
  Bij de tweede fout heeft de grootte van een beeld mogelijk een rol gespeeld. Hij staat in een column (!) van taalvirtuoos (?) Nico Dijkshoorn. Het gaat over het beeld ‘Flinx’, een soort roze koe, van de Amerikaanse beeldhouwer Mark Gonzales, dat permanent voor de deur van Museum Het Domein in Sittard staat. “Het prachtige van dit beeld is, dat het zich verontschuldigd”, schrijft Dijkshoorn. “Ik ben per ongeluk te groot en heel erg roze,” laat hij het beest denken. Foei Nico!

(14-12-2013)     

vrijdag 13 december 2013

Nooit

Twitter is nu ook op zijn retour, hoor ik. Volgens marktonderzoeksbureau GfK is het bezoek van Twitter en het posten van tweets gehalveerd ten opzichte van vorig jaar. Zo’n bericht is een kroniek van een aangekondigde dood. Vraag dat maar aan de mensen van Hyves.
  Als ‘extreme late adopter’ van dit sociale medium heb ik ooit een account aangemaakt en twee tweets de wereld ingestuurd. Van de eerste weet ik de tekst nog: “Dit is mijn eerste tweet.” Tot de dood van internet zal deze mededeling blijven drijven in de digitale zee. Nooit zal ik er een derde bericht aan toevoegen.
  Hoewel, zeg nooit nooit. Ooit heb ik gezworen dat ik nooit een TomTom zou aanschaffen. Al zouden alle Nederlanders zich door een digitale juffrouw of meneer de weg naar hun bestemmingen laten voorzeggen, ik zou blijven vertrouwen op mijn op de lagere school aangewakkerde topografische inzicht. Vooralsnog heb ik deze eed niet geschonden.
  Vandaag echter heb ik even naar een TomTom verlangd. Ik moest in een stad in West-Brabant zijn. Ik had op een wegenkaart gekeken en de ANWB-routeplanner uitgeprint en op de bijrijdersstoel gelegd. Bij de stad aangekomen nam ik evenwel een verkeerde afslag en was ik het spoor bijster. Het was een paar minuten voor het begin van de vergadering waarbij ik aanwezig moest zijn. Ik vloekte hartgrondig en wanhoop tikte op mijn schouder.
  Toch vond ik zelfstandig de weg, dankzij een informatiebord met plattegrond. Amper tien minuten te laat kwam ik de vergaderruimte binnen. Trots.

(13-12-2013)

donderdag 12 december 2013

Tasje

Op de terugweg voel ik het snotkusje nog op mijn lip. Terwijl de ochtendspits inmiddels is opgelost, rijd ik huiswaarts. In de achteruitkijkspiegel kijk ik hoe mijn haar zit. Daar heb ik vanochtend weinig aandacht aan besteed. Ik heb me ook niet geschoren. Ik moet op de secretaresse een wat verwaarloosde indruk gemaakt hebben. Toch zal ze ook wel enigszins gesmolten zijn voor een echtgenoot die het tasje van zijn vrouw komt nabrengen.
  Mijn vrije ochtend is wat anders begonnen dan de bedoeling was. "Blijf toch lekker liggen," zei mijn vrouw. Dat doet ze zelf ook op haar vrije ochtend. Maar iets in mij zegt dat ik voor haar de ontbijttafel moet dekken en haar moet uitzwaaien. Na dat met toewijding gedaan te hebben verdiepte ik mij in de krant. De column van Sylvia Witteman spaarde ik op. Dat is, zeker op zo'n vrije ochtend, een smakelijk toetje van een half uurtje krant lezen.
  Toen ik dat verorberd had, zag ik het tasje liggen met daarnaast de nieuwe smartphone. Ik kwam meteen in actie. Als ik snel in de auto sprong, zou ik mijn e-bikende echtgenote nog voor de brug bij Den Dungen achterhalen.
  Dat lukte dus niet. Door de ochtendspits zat er geen vaart in en daarom ben ik helemaal naar Den Bosch gereden.
  Toen de secretaresse haar gelokaliseerd had, bekeek ze me als een geestverschijning. Ze wist dat ze het vergeten was, maar er zat niets in wat ze absoluut nodig had. Toch kreeg ik een snotkusje.


(12-12-2013)

woensdag 11 december 2013

Weerwoord

Dat is ook een manier om de crisis te laten eindigen: er allemaal op stemmen in de wedstrijd ‘Weg met dat woord’ van het Instituut voor Nederlandse Lexicologie. Crisis is immers een van tien genomineerde woorden die we in 2014 niet meer willen terugzien.
  Zelf heb ik gestemd op yolo. Zonder dat ‘woord’ zou de crisis al lang afgelopen zijn. Vanaf de eerste keer dat ik het hoorde, heb ik er een hekel aan. De klank en de onverschilligheid van de levenswijze die erachter schuilgaat, vormen in mijn hoofd een explosieve mix. Mensen die dit woord in mijn bijzijn uiten, moeten uitkijken dat ik ze niet aanvlieg. Gelukkig voor hen zitten ze meestal achter een televisiescherm.
  Een van de genomineerde woorden is uiteraard ook participatiesamenleving. Ruttes ‘vondst’ komt dit jaar in alle keuzelijstjes voor. Het werd niet alleen het woord van het jaar, maar won ook de vaagtaalverkiezing van 2013. Daarin had het onder andere concurrentie van uitbodemen, momentum en mindfullness. Ik bedoel, dan ben je een terechte winnaar. Mindfullness vinden vrouwen in of na de overgang overigens veel minder vaag, lees ik op de site van Vaagtaal.
  Tot 16 december kunnen we nog stemmen voor het ‘weerwoord’ van 2013. Daar staan participatiesamenleving en yolo gelukkig niet op het lijstje. Mijn stem gaat zeker niet  naar 50-tinten-grijs-weer. Uit eerbied voor Martin Bril kies ik uiteraard ook niet voor vlokjesdag. Ik ga voor ‘elk voorjaar heb z’n najaar’.  Een mooie metafoor voor het leven en een allusie naar Johan Cruijff.

(11-12-2013)    

dinsdag 10 december 2013

Gat

Al heel lang heb ik een hekel aan vuurwerk. Nu de laatste maand weer begonnen is en ik alweer meerdere keren opgeschrikt ben door een doffe knal, wordt die hekel weer danig gevoed.
  Natuurlijk heb ik vuurwerk ook een tijdje spannend gevonden. Die ene keer echter dat ik zelf een rotje heb aangestoken, ging het meteen mis. Het heeft zoveel indruk gemaakt dat ik de plek nog voor me zie. Het was in het centrum van mijn geboorteplaats, op het plein bij de toenmalige schouwburg. Ik was een jaar of tien. Het betreffende rotje had ik niet zelf gekocht, maar was me in de handen geduwd door een veel stoerdere schoolgenoot. Ik heb het wel zelf aangemaakt en vervolgens snel weggeslingerd.
  Meteen daarna -de knal had nog amper geklonken- werd ik in de kraag gegrepen. Geschrokken keek ik op en zag het strenge gezicht van een lookalike van Bromsnor. Voor mijn geestesoog doemde een hele serie doemscenario’s op. Het ergste daarvan was dat ik het gebeurde in Bromsnors bijzijn aan mijn ouders zou moeten opbiechten. Hij liet het evenwel bij een vermaning.
  Hier moest ik vandaag aan terugdenken. Ik had twee leerlingen op mijn werkkamer. Iemand uit de buurt van de school had ze op foto vastgelegd. Met hun mobieltjes fotografeerden ze een gat in een schutting, dat eerder die dag na een hevige knal ontstaan was. Ze hadden daarvan gehoord en waren in een tussenuur een kijkje gaan nemen. Wie verantwoordelijk was voor het gat wisten ze natuurlijk niet.

(10-12-2013) 

maandag 9 december 2013

Gespreksonderwerp

Ik ben van het geboortejaar 1959. Dat heeft lang jong geklonken, maar klinkt sinds we het nieuwe millennium ingegaan zijn oud. Nog vijf jaar en dan ben ik 59. Dan ben ik echt een oude lul.
  Ik heb een overeenkomst met alle andere mannen van 1959, de Nederlandse mannen althans. Die levert altijd weer een gespreksonderwerp op als ik op een feestje, tijdens een vakantie of waar dan ook een man van hetzelfde bouwjaar ontmoet en het ervan komt dat we dat jaar uitwisselen. Dan weten we immers meteen van elkaar dat we niet in dienst zijn geweest. We hebben dus eigenlijk geen gespreksonderwerp.
  Hier moest ik vandaag weer eens aan denken toen ik in de Volkskrant de necrologie van Kees Vellekoop las. Na zijn weigering in dienst te gaan, werd hij voor even een beroemde politieke gevangene. Dat bracht het kabinet-Den Uyl in grote verlegenheid. Zijn zaak leidde ertoe dat de criteria voor dienstweigeren verruimd werden. Van de 21 maanden hoefde Kees er maar vier te zitten.
  Wij van ’59 zullen nooit weten of er een Kees Vellekoop in ons zit. Ik heb destijds wel geroepen dat ik tegen geweld was en zeker geweigerd had, maar ik heb nooit de daad bij het woord kunnen voegen.
  We moesten het trouwens uit de krant vernemen dat ze ons niet nodig hadden. Een brief van defensie hebben we nooit gehad.
  We zullen dus ook niet in de krant komen als we dood gaan. Hopelijk worden we wel ouder dan Kees.

(9-12-2013)     

zondag 8 december 2013

Joep

Het zat er al een tijdje aan te komen, maar nu is het dan zover. Ik werd afgelopen vrijdag op mijn werk gebeld. "Bel ik gelegen?" Mijn jongste dochter. Haar stem klonk te opgewekt om bezorgd te kunnen raken. "Ik wilde dat je het van mij hoorde en niet op een andere manier."
  Ze heeft dus verkering. De jongen met wie ze een aantal weken geleden gekust had, vond 5 december een mooie dag om het om elkaar heen drentelen om te zetten naar iets serieuzers. Mocht dat iets bestendigs worden, dan is het een makkelijke datum om te onthouden. Een romanticus waarschijnlijk, die jongen, net als de vader van mijn dochter.
  Ze deelde mee dat ze niet die avond, maar pas zaterdag naar het ouderlijk huis zou komen. Ze ging met Joep, zo heet de geluksvogel, mee naar Venlo, om zich te laten voorstellen aan zijn ouders. Een stem in mij zei dat dit de verkeerde volgorde was, maar ik liet die woorden niet mijn lippen passeren.
  Gisterenmiddag kwam ze thuis. Haar hele uitstraling was die van een verliefd meisje. Het was heel gezellig geweest in Limburg. Joeps ouders waren erg aardig. Zijn vader blijkt mijn voornaam te hebben, maar "hij was wel grappig".
  Wij moesten het vooralsnog met foto's van Joep doen. Het is een leuke jongen om te zien, met een heel open gezicht.
  Vanavond ging ze weer terug naar haar studentenstad. "Zie je Joep vanavond nog?" vroeg ik. Dat was een stomme vraag, zag ik.

(8-12-2013)

Snurken

Zelfs na ruim achtentwintig jaar huwelijk kun je nog nieuwe aspecten van je levenspartner ontdekken. Vannacht werd ik voor de tweede keer in korte tijd wakker van een behoorlijk luid gesnurk. Er werd heel dicht bij mij een forse boom omgezaagd en daar viel niet tegenin te slapen.
  De eerste keer dat dit gebeurde, schrok ik echt. Toen ik het droomspook van me afgeschud had, waande ik me even in Rome. Dat wil zeggen de eerste nacht die ik daar doorbracht, zo’n twintig jaar geleden. Als kersverse begeleider van de Romereis van mijn school deelde ik in de eeuwige stad een kamer met mijn naaste collega.
  Ik heb die nacht geen oog dichtgedaan. Mijn hoofd zat overvol met indrukken en tolde ook van de grappa die de oude baas van het hotel ons na middernacht als welkomstdrankje geoffreerd had. Volkomen uitgeput was ik op mijn bed geploft, smachtend naar een hele diepe slaap.
  Die kwam dus niet. Terwijl buiten permanent het vuilnis van de hele stad verzameld werd, bleek mijn collega een eersteklas bomenzager met een hele forse motorzaag. Hoe ik met dekbed en kussen de geluiden ook probeerde te dempen, het lukte niet. Urenlang heb ik mijn lot liggen beklagen.
  Toen ik er de volgende morgen iets van zei, keek hij me aan alsof hem nog nooit verteld was dat hij snurkte. “Had me maar aangestoten,” zei hij. Dat had ik wel overwogen, maar niet gedurfd.
  Bij mijn echtgenote durfde ik dat na enig aarzelen wel. Het hielp.

(8-12-2013)          

zaterdag 7 december 2013

Telefoon

Van driehoog een volwassen vent van zijn brommer lukt al jaren niet meer. Dat heb ik ook al lang geaccepteerd. Je wordt ouder, papa, en daar dien je je nederig bij neer te leggen.
  Het komt erop neer dat ik ‘s morgens nog tot een behoorlijke straal in staat ben, maar me de rest van de dag tevreden moet stellen met diverse varianten van een lekkende kraan. Het goede nieuws is dat ik er meestal ’s nachts nog niet uit hoef. Als ik me heb weten te beperken tot die ene alcoholische consumptie voor het slapen gaan, haal ik met gemak de volgende ochtend.
  Er zijn evenwel ook momenten dat zelfs het beeld van de lekkende kraan niet opgaat. Dan sta ik boven een wc-pot en komt er niks. Hoe ik me ook concentreer, hoe ik het aldoor draaien van de wereld probeer weg te denken, ik slaag er niet in de vochtverplaatsing succesvol aan te sturen.
  Dat is vooral zo als er anderen in mijn nabijheid zijn. Plassen in wegrestaurants heb ik altijd een crime gevonden. Als in de pisbak naast me een andere man zijn gulp opent, kan ik het wel schudden. Vooral omdat ik altijd het idee heb dat zo iemand staat mee te luisteren. Ook thuis op de badkamer krijg ik naast mijn tandenpoetsende echtgenote weinig voor elkaar.
  Gisteren op mijn werk dacht ik alleen in de mannen-wc te zijn. Ging er verdomme in het hokje naast me een telefoon. Nam die vent nog op ook.

(7-12-2013)     

donderdag 5 december 2013

Storm

Vandaag gaat het stormen. Windstoten tot 130 kilometer per uur zijn daarbij mogelijk, lees ik. En dat op 5 december. De knechten van de goedheiligman, die dit jaar toch al minder welkom waren, zullen het op de Hollandse daken extra zwaar krijgen. Het is maar goed dat vele ouders bereid zijn hun werk over te nemen.
  Hier thuis zijn de kinderen al lang de sinterklaasleeftijd ontgroeid. Dat wil echter niet zeggen dat het feest aan onze deur voorbijgaat. Zoals een storm niet valt te ontkennen, zo konden wij de wens van onze kinderen om een surpriseavond te houden niet negeren. We hebben het vorig jaar een keer geprobeerd, maar dat vonden onze schatjes niet voor herhaling vatbaar. Bij sinterklaas horen sfeer en cadeautjes en daar komen ze maar wat graag voor naar huis. We vieren het aanstaande zaterdag. Dat de heilige zelf dan weer veilig in een stormvrij Spanje is, zal de pret niet drukken.
  Via een digitale loting heb ik enkele weken geleden het briefje getrokken van … Nee, dat mag ik nog niet zeggen. Hij of zij weet niet dat ik nog helemaal moet beginnen en nog geen enkel idee heb. Noch voor cadeautjes, noch voor de bijbehorende dichtregels.
  Ik heb mijn hoop gesteld op de storm. Als is de wind nu nog rustig, straks zal het steeds harder gaan waaien. Ik ga ervan uit dat het ook zal gaan stormen in mijn hoofd. Dan komen de briljante ideeën vanzelf. Hij of zij hoeft niet te wanhopen.  

(5-12-2013)

dinsdag 3 december 2013

Verdiend?

Ik oogstte vandaag een bescheiden applausje. Waarmee, dat doet er even niet toe. Wat wel relevant is, is dat ik er niet echt op gerekend had. Het leidde, toen het geluid alweer lang gedoofd was, tot wat gemijmer over het fenomeen applaus en dan met name de onverwachte variant ervan.
  Toen het opklonk, schrok ik enigszins. Vervolgens maakte ik mij snel uit de voeten. Dat wil zeggen, ik verliet schielijk het middelpunt waar ik mij bevond en zocht een plaatsje aan een statafel in de periferie van de betreffende ruimte. Daar aangekomen voelde ik het bloed in verhoogd tempo naar mijn wangen stromen. Tegelijkertijd werden mijn ooghoeken enigszins vochtig. Toen een buurman aan de tafel wat vroeg, gaf ik hem een kort antwoord waarbij mijn stem wat vervormde. Dit alles was tijdens een pauze.
  Na die pauze, in de beslotenheid van een eigen kamer, kwamen er vragen bij me op. Was het applausje terecht? Hoeveel van de aanwezigen hadden er eigenlijk geklapt? Wie hadden daar wel/niet aan meegedaan? Waarom had ik daar geen beelden van op mijn netvlies? En natuurlijk ook: hoe kwam het dat het mij emotioneerde?
  Het gemijmer leverde niet echt eenduidige antwoorden op deze vragen op. Wel bleek mijn geheugen een opname gemaakt te hebben. Ik hoorde opnieuw hoe het geklap wat ongemakkelijk opkwam en daarna ook weer vrij snel wegstierf.
  Vanavond had ik mijn vader aan de telefoon. Ik vertelde hem wat me overkomen was. Hij had geen enkele twijfel: ik had het applaus verdiend.

(3-12-2013) 

zondag 1 december 2013

Hemel

Ik gooi nog een blok hout in de kachel en pak twee pepernoten. Ze zijn dan wel niet zo lekker als die van de Coop, maar het zijn pepernoten. Ze horen bij het eindejaarsgevoel zoals ijsjes bij de zomer. Het blok hout wordt meteen door de vlammen verzwolgen. Het is hier behaaglijk en de tijd lijkt minder haast te hebben dan op andere dagen.
  Gisteren hebben we met onze vrienden uit het belendende huisje een wandeling gemaakt langs het riviertje de Hoegne. Een van de mooiste wandelingen van Wallonië stond er op een bordje bij het begin van de route. Dat bleek niet overdreven. Watervalletjes, houten bruggetjes, een snel stromend riviertje, klimmen en dalen, wat kan een mens nog meer van de natuur verlangen. Het is hier net zo mooi als afgelopen zomer in Yosemite, zei ik tegen mijn vrouw.
  Na de wandeling dronken we in een houten uitspanning bij de Pont de Belleheid een Orval. Dat is lekkerste bier dat ik ken. Wat mij betreft mogen ze dat later in de hemel dagelijks schenken.
  Vervolgens reden we door naar Spa. Dat stadje is steeds meer bezig het verval van de tweede helft van de twintigste eeuw te keren. We vonden een Spaans restaurantje, dat pas twee maanden open is. Het was er niet druk, maar het eten was lekker.
  De zon schijnt. Mijn vrouw en de buurvrouw gaan wandelen. Ik ga zo verder met mijn boek, Magnus van Arjen Lubach. Wat kan een weekend op de hemel lijken.


(1-12-2013)

B

Vannacht heb ik over B gedroomd. Waarom is me een raadsel. Ze speelt al ruim vijfendertig jaar geen enkele rol meer in mijn leven. Toch heeft ze ervoor gezorgd dat ik midden in de nacht een uur wakker heb gelegen.
  De laatste keer dat ik haar zag, was het jaar dat de Tour de France startte in 's-Hertogenbosch. Een dag later reden de renners door mijn geboorteplaats langs het huis van mijn schoonouders. Terwijl de reclamekaravaan kreten van enthousiasme aan mijn kinderen ontlokte, zag ik haar ineens staan, nog geen tien meter van mij verwijderd. Haar haren waren nog steeds lang en blond, maar in haar gezicht had de tijd zijn sporen gezet.
  Ze was de twee jaar jongere zus van een jeugdvriend. Vanaf de eerste stap die ik bij hem thuis over de drempel zette, werd ik betoverd door haar naam, haar haren en vooral haar lach. Ze moest steeds om mij lachen. Daar smelt een jongenshart van.
  Op een muur vlakbij mijn basisschool heeft iemand ooit haar en mijn naam gekalkt met daartussenin een hartje. Jaren later stond het er nog steeds. Toch kan ik me slechts één kus van haar herinneren.
  Kortgeleden bereikte mij het bericht dat ze gescheiden is. Dat deed een beetje pijn. Het had ook anders kunnen lopen, dacht ik.
  Ik trouwde met de zus van een andere vriend. Ook twee jaar jonger, maar met zwarte haren. Ze moest en moet ook vaak om mij lachen.
  Dus wat deed B in mijn droom?

(1-12-2013)

Drie

We rijden het donkere dal in, ons vrije weekend tegemoet. De thermometer in de auto springt op 2 graden. Bij de afrit op de autobaan, vlakbij de Hautes Fagnes, sprong hij op 1. Het zal koud zijn in ons huisje, waar we sinds de herfstvakantie niet meer geweest zijn. Maar er staat een grote mand met hout dat ik zelf gezaagd en gekliefd heb. Het zal enkele uren duren voordat het er een beetje behaaglijk is, maar dat hebben we er graag voor over. Een weekend in ons huis in de Ardennen voelt meestal als een halve vakantie.
  Onze kinderen zijn er deze keer niet bij. Ze hadden hun eigen bezigheden. De oudste dochter gaat met vriendinnen naar Amsterdam. De jongste moet beide weekenddagen werken in het restaurantje aan de Waalkade. Onze zoon zal het grootste deel van het weekend bij zijn vriendin zijn. Binnenkort gaan ze beiden voor een half jaar in het buitenland studeren, hij in Barcelona, zij in het Noorse Bergen. Voorafgaand aan deze relatietest willen ze zoveel mogelijk bij elkaar zijn.
  Na een gehuchtje gaat de weg verder omlaag, het dichte bos in. Mijn vrouw zet het grote licht aan. Dan, na een flauwe bocht, zie ik ze als eerste staan, tweehonderd meter verderop. Drie hertjes.
  Mijn vrouw mindert vaart. Een beestje vlucht de berm in. De andere blijven staan en kijken belangstellend onze richting uit. Als we vlakbij zijn, gaan ze met zichtbare tegenzin opzij.
  Opgetogen rijden we verder. Dit wordt een mooi weekend.


(30-11-2013)

donderdag 28 november 2013

Merel

Ik voel dat ik word aangestaard, hoewel ik helemaal alleen in mijn tuin ben. Het is een milde novemberdag en ik heb een dag vrij. Mijn vrouw is bang dat ik zo’n dag in ledigheid doorbreng en heeft me dus wat klusjes opgedragen. Zo wil zij dat ik de stoep achter het huis veeg, want “iedere keer waaien er blaadjes binnen”.  Ik vind dat je pas moet gaan vegen als alle bomen helemaal kaal zijn. Maar och, ik wil haar graag te vriend houden. Daarom neem ik de taak zelfs wat ruimer en hark ook wat gevallen blad van het gras.
  Dan zie ik het. Op de hoek van een wat verweerd tuintafeltje slaat een merel met belangstelling mijn bezigheden gade. Het is een vrouwtje, als mijn ornithologische kennis me tenminste niet in de steek laat. Ik stop met harken en we kijken elkaar doordringend aan. De tijd stopt even met verstrijken.
  Als ik verder ga, vliegt het beestje tot mijn verbazing niet weg. Ze hipt van het tafeltje en gaat vlak bij me in het gras zitten. Alsof ze een documentaire maakt over de bladeren harkende mens, zo blijft ze mijn geploeter registreren.
  Dan ineens moet ik aan mijn moeder denken. Zou die merel? Ik durf de vraag niet af te denken uit vrees dat het beestje dan wegvliegt.
  Dat doet ze even later toch. “Dag mam,” zeg ik. Soms heb ik dat: de gedachte dat mijn moeder me kan zien. Ze is alweer ruim een jaar dood.

(28-11-2013)            

Giggs

“Papa, je krijgt nu echt een kaal plekje op je hoofd,” zei mijn oudste dochter afgelopen weekend. Ik aaide over mijn haren, in een sneue poging haar woorden te ontkennen. Mijn vrouw wenste het niet voor mij op te nemen. “Inderdaad,” zei ze al te gretig. “En jullie Kees ook.”
  Kees is mijn twee jaar oudere broer. Zijn kale plekje is nog wat groter dan het mijne, beweerde mijn vrouw. Wat ze daarmee precies wilde zeggen, heb ik niet durven vragen. Was het een waarschuwing dat ze me bij verdere voortschrijding van het verval niet meer in haar bed wil?
  Mijn dochters woorden echoden de afgelopen dagen na in mijn hoofd. Ergens onder het kale plekje bleven ze hangen. Gisterenochtend boog ik mijn hoofd voor de spiegel en toen viel er niets meer te ontkennen. Met geen kam viel de waarheid te verdoezelen. In een enigszins bedrukte stemming fietste ik naar mijn werk.
  Vooralsnog houdt zo’n stemming bij mij niet lang aan. Een jeugdige fietser inhalen helpt meestal al. Wat nou verval, zegt een stemmetje in mijn hoofd dan.
  Gisterenavond werd ik weer vrolijk. Dat kwam door Ryan Giggs van Manchester United. Hij wordt morgen veertig en heeft ook al een kaal plekje en grijzende slapen. Maar hij voetbalt nog steeds als een jonge god en leverde een belangrijke bijdrage aan de ruime overwinning van Manchester op Bayer Leverkusen.
  Wat zou zijn vrouw na zo’n wedstrijd tegen hem zeggen? Ik denk dat ze hem liefdevol over zijn bol aait.

(28-11-2013)         

woensdag 27 november 2013

Contaminatie

Het eind van het jaar nadert en dus is het ook tijd om de stand van zaken van onze taal te evalueren. Op het congres van het tijdschrift Onze Taal is participatiesamenleving uitgeroepen tot het mooiste woord van 2013. Die overwinning kan onze premier mooi in zijn zak steken. Zoveel bijval had hij voor deze term nog niet gehad.
  Er worden wel meer taalverkiezingen gehouden. De mooiste zin schreef Anton Valens als openingszin van zijn roman ‘Het boek Ont’. De zin is volgens de jury zo mooi omdat hij in mineur begint en eindigt, maar in het midden een lofzang bevat. Een lofzang op de gulden nog wel, alsof auteur en jury bij Wilders in een goed blaadje wilden komen.
  Niet alleen mooie woorden en zinnen stonden in de schijnwerpers. Bij DWDD mochten vorige week enkele professoren vertellen welke lelijke woorden ze graag in 2013 willen achterlaten. Valorisatie scoorde daarbij hoog. Herman Pleij pleitte hartstochtelijk tegen oernatuur.    
  In navolging hiervan wil ik pleiten voor een jaarlijkse contaminatiewedstrijd. Al twijfel ik nog of het hier om lelijke of juist om mooie woorden gaat, ik wil alvast Giel Beelen nomineren. Ook in DWDD mocht hij deze week zijn visie geven op de deelname van sterartiesten Waylon en Ilse de Lange aan het komende songfestival.  Nederland heeft jarenlang derderangs artiesten naar dit kitschspektakel afgevaardigd, al dan niet met indianentooi.  Volgens Giel heeft Anouk met haar deelname de weg voor grote namen ‘vrijgeplaveid’. Matthijs hoorde het, maar reageerde niet. Terecht wat mij betreft. 

(27-11-2013)  

maandag 25 november 2013

Schaatsen

Ik weet niet of het een trend is. Dat moet Paulien Cornelisse maar bepalen of anders emeritus hoogleraar Herman Pleij. Mij viel het alleen maar op.
  Je hebt van die dagen dat je oog erop valt: de overlijdensadvertenties in de krant. Is dat als je slecht geslapen heb, of als je de dag ervoor bijvoorbeeld pannenkoeken gegeten hebt? Gebeurt dat als je goed of juist minder goed in je vel zit? Ik durf het niet te zeggen. Daar moet een betrouwbare psycholoog maar eens een onderzoekje aan wagen.
  Feit is dat het afgelopen zaterdag en vandaag voor mij weer eens van die dagen waren. Meestal focus ik dan eerst op de leeftijden van de overledenen en hoe hun geboortejaar zich tot het mijne verhoudt. Dit keer waren het de inleidende zinnen die mijn aandacht trokken en met name de daarin gebruikte beelden.
  Van een van de gestorvenen in de zaterdagkrant wordt gezegd dat hij ‘veel te vroeg weggevaren is’. (Hij was negen jaar ouder dan ik nu ben.) Een dode op maandag  is ’langzaam uit ons leven geschaatst’.  Het zijn mooie beelden, maar ik moet eraan wennen. Ik vind dat er te veel beweging in het doodgaan is gebracht. Alsof er daarginds een eiland is waar we desgewenst naartoe kunnen varen. Een plek die we, als het toevallig vriest, ook op schaatsen kunnen bereiken.   
  Dan vind ik de zin in de rouwadvertentie van Martin treffender. “En toen was je ineens ergens anders.” Daar kom je varend of schaatsend niet.

(25-11-2013)

zondag 24 november 2013

Harrie

Hij heeft een lange neus, bijna als Pinokkio, en een spitse kin. Zijn haren staan steil achterover, alsof hij urenlang dwars tegen de wind in heeft gefietst. Hij heeft kleine oren die deels verborgen blijven onder die haren. In zijn ogen ligt een droeve blik, al meen ik ook berusting te ontwaren. Berusting in zijn lot.
  Sinds ik hem ontdekt heb, zie ik hem regelmatig. Als ik, zittend op de wc, in de ochtendkrant blader, komt zijn gezicht vaker uit het zwart van de tegelvloer tevoorschijn. Als dat gebeurt, valt zijn aanwezigheid niet meer te ontkennen. Al zit zijn haar iedere dag hetzelfde, hij gaat dan een woordeloze dialoog met me aan.
  Ik heb het er nooit met mijn huisgenoten over gehad, maar ik vermoed dat ik de enige ben die hem ken. Anderen zien hem niet. Het is dus aan mij hem te bezielen.
  Al vaker heb ik me voorgenomen hem een naam te geven en zijn levensgeschiedenis te gaan schrijven. Waarom staan zijn haren zo steil achterover? Waarom kijkt hij zo droef? Ik kan hem, althans ‘op papier’, tot leven wekken en er redenen voor bedenken. Wat een verantwoordelijkheid!
  Het is er tot dusver nog niet van gekomen. Vooralsnog heb ik het te druk met mijn eigen kleine leven. Maar dat kan ik niet blijvend als excuus gebruiken. Ooit zal ik dit huis verlaten en dan is het te laat. Wellicht wil mijn vrouw binnenkort een andere tegelvloer.
  Laat ik daarom beginnen met een passende naam: Harrie.

(24-11-2013)        

Postbode

Wat weten we van de ander? We weten amper wat er in het hoofd omgaat van degene met wie we ons leven en bed delen. Laat staan dat we weten wat er zich afspeelt achter de deur van onze buren. Beter een goede buur dan een verre vriend, zeggen we, maar wat die buur buiten jouw gezichtsveld allemaal uitspookt, daar kunnen we slechts naar gissen.
  Gelukkig zien wij onze buren regelmatig. We groeten elkaar en maken af en toe een praatje. En als ze er een aantal dagen niet zijn, krijgen we hun sleutel om de post uit te halen. Zo maken wij vice versa ook van hun nabuurschap gebruik.
  Van de buren aan de andere kant zien en horen we al heel wat minder. Verderop in de straat staan er huizen waarvan ik de bewoners niet of nauwelijks ken. Hoe zou ik het moeten weten als er in een van die huizen iemand langere tijd dood op de grond ligt?
  Dat is een vraag die velen zich dezer dagen gesteld zullen hebben. Het nieuwe nationale record in Rotterdam, tien jaar onopgemerkt dood in je eigen huis, leidt tot veel afschuw en onbegrip, maar ook tot introspectie.
  Binnen alle ‘hoe is zoiets mogelijk?-vragen’ moet ik steeds weer denken aan de postbode in de Rotterdamse Jan Porcellistraat of aan de bezorgers van huis-aan-huisbladen. Een van hen moet toch een keer iets opgevallen zijn, toen hij een rekening of krantje door de brievenbus schoof. Een ander geluid dan bij andere huizen.

(24-11-2013)   

vrijdag 22 november 2013

Jurymoe

Wat ben ik het eens met dominee Gremdaat. Het typetje van Paul Haenen, dat hoop en optimisme moet brengen in donkere tijden, was vanavond in DWDD een tikje chagrijnig. Hij pleitte hartstochtelijk voor het afschaffen van die jury’s in al die talentenjachten waar de televisie van vergeven is. Voor het spontaan tonen van talent zonder dat een jury er na afloop zijn zure, of veel te zoete, plasje over mag doen. Wat mij betreft krijgt hij vanaf morgen zijn zin. Wat zeg ik? Vanaf vandaag!
  Het is immers vrijdagavond. Na een week hard werken heb ik zin in het weekend. Er hoeft even niks en zonder schuldgevoel kan ik me onderuit laten zakken op de bank. Bovendien zijn mijn twee dochters vanuit hun studentenstad naar huis gekomen en dadelijk komt ook mijn zoon. Een avond om te koesteren dus.
  Dat op zo’n avond de dames in het gezin naar The Voice of Holland aan willen kijken, vind ik nog niet zo erg. Ik bedoel, er zitten best leuke liedjes bij en sommige kandidaten kunnen ook heel aardig zingen. Maar dat ronkende jurycommentaar na afloop van ieder optreden, daar krijg ik zo’n ondraaglijke jeuk van. Ik heb Marco Borsato nooit helemaal serieus genomen, maar als hij zijn hyperbolische oordelen begint uit te braken, zou ik hem dwars door het televisiescherm willen aanvliegen om hem voorgoed het spreken (en zingen) te beletten.
  Zelfs Ilse de Lange, die ik altijd zo ontwapenend vond, kan ik niet meer horen. Ik ben volledig jurymoe.

(22-11-2013)

donderdag 21 november 2013

Frits

We zouden gaan wandelen in het Leudal. Dat had mijn gastheer althans via de mail voorgesteld. Maar als ik na ruim drieënhalf uur weer huiswaarts keer, realiseer ik me dat dat er niet van gekomen is. Jammer eigenlijk, want vanuit de auto heb ik gezien hoe mooi het daar is. Zeker nu, in de herfst.
  We hadden elkaar nooit eerder ontmoet, Frits en ik. Ik had hem een keer zien optreden op een poëzieavond, samen met zijn zoon Quirien van Haelen, destijds de jongste dichter van wie Komrij gedichten had opgenomen in zijn beroemde bloemlezing. Ik was onder de indruk van hun vormvaste verzen.
  Dat ik vandaag in Haelen te gast was, kwam door mijn poëtische bijdrage aan de zwartepietendiscussie. Die heb ik een aantal weken geleden geplaatst op Het Vrije Vers, de door Quirien opgestarte site voor vormvaste, lichte poëzie. Frits schreef mij een mailtje hierover met opbouwende kritiek. Dat was het begin van een mailwisseling, die resulteerde in dit bezoek.
  Al de tijd die ik in huize Criens was, is er geen stilte gevallen. We hebben gepraat over het schrijven van gedichten, over jambe en dactylus, over enjambement, over inspiratie, over het voordragen. En ook over de volstrekte onbegrijpelijkheid van veel moderne poëzie en het dedain waarmee de makers ervan naar light verse kijken. En nog over heel veel meer. Mannen met een gedeelde hobby kortom.
  Mevrouw Criens zorgde voor een heerlijke lunch met kakelverse eieren. Daarna nam ik afscheid. Hopelijk gaan we volgende keer wel wandelen.              

(21-11-2013) 

Ruzie

Als ze aan het begin van de les naast me staat, valt het me op hoe klein ze eigenlijk nog is. In de schoolbanken, naast haar vriendin met wie ze iedere les weer veel te bepraten heeft, leek ze al een hele meid, met haar krullenkop en altijd vrolijke gezicht.
  Nu kijkt ze wat bedremmeld. En haar stem klinkt ook heel wat zachter dan wanneer ze tijdens een les iets dwars door het lokaal roept. “Meneer, ik heb mijn huiswerk niet af.” Ze durft me tijdens deze bekentenis niet aan te kijken, waardoor ze nog wat kleiner lijkt.
  De vorige les heb ik in haar eerste klas het huiswerk gecontroleerd. Ongeveer de helft van de leerlingen bleek het niet gemaakt te hebben. En dat terwijl ze nog maar een paar maanden op de middelbare school zitten. Ze moeten hun eerste rapport nog krijgen. Ik heb een pedagogische preek gehouden en er een aantekening van gemaakt.
  “Waarom niet?” vraag ik.
  “Ik heb gisterenavond ruzie gehad,” zegt ze. “Met mijn ouders.”  
  Even overweeg ik te verwijzen naar mijn opvoedkundige praatje. Maar als ik de rode vlekjes in haar hals zie, smelt ik.
  “O,” zeg ik. “Ik begrijp het.” En na een kleine pauze: “Fijn dat je het voor de les komt melden.”
  Daar is haar lach weer. Ze draait zich om en loopt naar haar bank.
  Ik denk aan mijn dochters. Zouden die ook weleens met zo’n bekentenis naar een leraar zijn gestapt? Mogelijk. De betreffende ruzie ben ik gelukkig vergeten.

(20-11-2013)

Pepernoten

Neem als voorbeeld een open hartoperatie: als je die nooit een hebt bijgewoond, is het moeilijk er een voorstelling van te maken hoe het er daarbij aan toegaat. Hoe gaan dokters en verpleegkundigen met zo’n verantwoordelijke klus op het snijvlak van leven en dood om? Hangt er een sfeer van permanente stress in de operatiekamer, of breken ze de spanning juist door gebogen over de patiënt de laatste roddels en moppen uit te wisselen?
  Vergelijkbare vragen zou een argeloze medeburger je ook kunnen stellen over een rapportvergadering. Hoe verloopt zo’n bijeenkomst? Maken de aanwezige docenten alleen maar ter zake doende opmerkingen over de aan hen toevertrouwde kinderen en hun ouders? Of zijn hun bijdragen ook wel eens minder constructief?
  Wie ben ik om deze vragen te beantwoorden? Ja, ik heb vandaag de hele dag, van half negen tot bijna zes uur, in een rapportvergadering gezeten. Klopt, ik moest een verslag maken van al het besprokene. En inderdaad, ik werd, naarmate de uren vorderden, steeds gaarder. Toch heb ik geen enkele behoefte het fenomeen rapportvergadering te ontmythologiseren.
  Zoals ik niet bij de hartoperatie van een geliefde aanwezig zou willen zijn, zo is het goed dat ouders niet precies horen wat er tijdens een rapportvergadering over hun geliefde kroost gezegd wordt. Dat de mentor daar tijdens de tienminutenavond een samenvatting van geeft, is veel beter.
  Vooruit dan, ik licht een tipje van de sluier op: er gingen vanmiddag pepernoten rond in de vergadering. Maar ook de laatste leerling is constructief besproken.

(19-11-2013)                 
  

Schokkend

Ik heb een mooi beroep. Wat zeg ik: ik heb het mooiste beroep. Als je dagelijks met jonge mensen mag werken en hun ook nog eens wat mag bijbrengen, heb je mijns inziens echt een van de lekkerste snoepjes uit de beroepentrommel gekozen. Is er een andere bezigheid die je geest zo jong houdt als lesgeven aan jongeren in de leeftijdsgroep van twaalf tot achttien?
  Goed, ze kunnen soms wat lui zijn en aan hun huiswerk niet de aandacht besteden die jij zou wensen.  Luidruchtig zijn ze ook wel eens, juist ook op die momenten dat jij hun iets leerzaams wilt bijbrengen. Maar ach, zolang je niet vergeten bent dat jij in hun leeftijdsfase niet veel anders was, is er weinig aan de hand.
  Ook het grote verschil tussen jouw jeugd toen en hun jeugd nu is geen reden om minder enthousiast te zijn. Ik bedoel hun permanente en opdringerige verbintenis met de sociale media. Daar kun je je geweldig aan ergeren, maar dat heeft geen enkele zin. Als jij nu jong was geweest, zou je tijdens de lessen ook whatsappen.
  Nee, aan de leerlingen ligt het niet dat het mooiste beroep soms toch iets minder mooi is. Dat komt meestal door exemplaren van jouw leeftijdsgroep. Hun ouders bijvoorbeeld.
  Vandaag had ik er weer een. Zo’n vader die op hoge poten een mailtje stuurt over een rekenfout in een nagekeken toets en een cijfer dat verkeerd is ingevoerd in het administratieprogramma. ‘Schokkend’ noemt hij dat. Ik vind dat schokkend.  

(18-11-2013)

Pandoering

Mijn vrouw is een dagje met oude studievriendinnen naar onze hoofdstad. Mijn kinderen hebben hun eigen bezigheden. Ik zal deze zondag dus grotendeels zelf moeten stukslaan. Een novemberzondag, voorwaar geen sinecure. De mist van gisteren is weliswaar opgetrokken en het is nagenoeg windstil. Maar het blijft november. De gedachte aan J.C. Bloem dringt zich op: “Altijd november, altijd regen, altijd dit lege hart, altijd.” Het is dus zaak een bezigheid te vinden om het hart enigszins te vullen tot mijn vrouw weer thuiskomt. Dan zal het vanzelf weer volstromen.  
  Eerst maar eens met de krant naar de wc. Er is geen plek waar het prettiger alleen zijn is dan op de wc in je eigen huis, met de krant als trait-d’union met de wereld aan de andere kant van de deur. Ik blader door de V-bijlage van de Volkskrant en mijn oog valt op de voorronde van het Groot Dictee der Nederlandse Taal. De 24ste editie alweer.
  Ik moet de correcte spelwijze aankruisen van een twintigtal woorden. Prachtige woorden zitten erbij: charmeoffensief, matineus, vigilant. Ik twijfel even over onoorbaar. Een van de mogelijkheden is onoirbaar. Ziet er ook best deftig uit.
  Eén woord ken ik niet, al twijfel ik niet over de spelwijze: pandoering. Het betekent ‘het toedienen van een pak slaag’, lees ik even later in wiktionary. ‘Een pijnlijke nederlaag’ kan het ook betekenen. Geen wonder dat ik het niet kende.
  Na de woorden komen tien zinnen. Ik heb alle tijd om mijn hart eraan op te halen. 

(17-11-2013)             

Trouwdag

Mijn vrouw heeft het fleurige shirt aangedaan dat we afgelopen zomer in San Francisco gekocht hebben. De flowerpowerstad is de verste plek waar ons achtentwintigjarig huwelijk ons gebracht heeft.
  Vanmorgen in bed hebben we die achtentwintig jaar geëvalueerd. Ik wilde eigenlijk, net als andere zaterdagen, rond half negen naar beneden sneaken om voor het persen van de sinaasappels lekker alleen anderhalf uur in de weekendkrant te lezen. Maar mijn vrouw bleek al wakker. Dat was ze al een paar uur zei ze. En dat op onze trouwdag. Ik vlijde me tegen haar aan en vroeg hoe dat kwam. Ze had er geen verklaring voor. Ze had ‘gewoon’ aan ‘van alles en nog wat’ liggen denken.
  Zelfs na achtentwintig jaar vond ik dat een onbevredigend antwoord. Daarom vroeg ik of ze opnieuw ja zou zeggen als we de tijd zouden kunnen terugdraaien. “Och,” zei ze, “ik wist toch eigenlijk niet waar ik aan begon.” Dat was niet de bevestiging waarop ik gehoopt had. Ik wilde nog steeds het lotje uit de loterij zijn. Hadden we het dan niet leuk gehad samen, vroeg ik. Jawel, maar we hadden ook nooit echt tegenslag gehad.
  Romantischer werd het gesprek niet. Mijn pogingen daartoe botsten op haar nuchterheid. Ik was een lieve echtgenoot, maar toch ook een inwisselbare passant die was blijven hangen. Een beetje treurig werd ik ervan.
  Het kleurrijke shirt stemt me weer vrolijk. Al ben ik dan inwisselbaar, ik ben toch mooi degene die met haar in San Francisco is geweest.  

(16-11-2013)