Als ik geen
vrouw had en geen kinderen en ook verder geen verplichtingen aan de wereld,
vertrok ik vandaag nog naar het zuiden van Belgiƫ. Ik zou, desnoods te voet, reizen
naar de Gaumestreek, vlakbij de Franse grens en aanbellen bij de abdij van
Orval. “Hier ben ik,” zou ik zeggen tegen de hoogbejaarde portier. “Als de
duivel oud is, wil hij monnik worden.”
Het was me al meerdere keren opgevallen in
een Belgische supermarkt. Hoe ik ook zocht tussen al die overheerlijke bieren,
mijn lievelingsbier kon ik niet vinden. Laatst in een restaurant in de Ardennen,
waar ik als aperitief pleeg een Orval te bestellen, bleek het ook op te zijn.
Jammer vond ik dat, want het eten passeert de huig zoveel prettiger, als deze
vooraf gestoffeerd is door een Orvalletje.
Dezer dagen las ik in de krant hoe het komt
dat ik al vaker heb misgepakt. Er wonen in de abdij van Orval nog maar twaalf
monniken, van wie de meesten hoogbejaard zijn. Dit kleine groepje paters kan de
vraag naar hun godendrank niet bijbenen.
In Achel, waar ook zo’n heerlijk trappistenbier
gebrouwen wordt, is de nood nog hoger. Daar wonen nog maar zes monniken. Als
kind ben ik daar vaker geweest. We bezochten dan pater Felix, een vriend van
mijn vader. Dankzij hem heeft die nog altijd een paar prachtige kelken tussen
zijn glazen staan.
Ik weet niet of Felix nog leeft. Zo niet, dan
hoop ik dat hij in de hemel nog steeds trappistenbier drinkt.
(19-12-2013)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten