Mijn vrouw
heeft het fleurige shirt aangedaan dat we afgelopen zomer in San Francisco
gekocht hebben. De flowerpowerstad is de verste plek waar ons
achtentwintigjarig huwelijk ons gebracht heeft.
Vanmorgen in bed hebben we die achtentwintig jaar
geƫvalueerd. Ik wilde eigenlijk, net als andere zaterdagen, rond half negen
naar beneden sneaken om voor het persen van de sinaasappels lekker alleen
anderhalf uur in de weekendkrant te lezen. Maar mijn vrouw bleek al wakker. Dat
was ze al een paar uur zei ze. En dat op onze trouwdag. Ik vlijde me tegen haar
aan en vroeg hoe dat kwam. Ze had er geen verklaring voor. Ze had ‘gewoon’ aan
‘van alles en nog wat’ liggen denken.
Zelfs na achtentwintig jaar vond ik dat een
onbevredigend antwoord. Daarom vroeg ik of ze opnieuw ja zou zeggen als we de
tijd zouden kunnen terugdraaien. “Och,” zei ze, “ik wist toch eigenlijk niet
waar ik aan begon.” Dat was niet de bevestiging waarop ik gehoopt had. Ik wilde
nog steeds het lotje uit de loterij zijn. Hadden we het dan niet leuk gehad
samen, vroeg ik. Jawel, maar we hadden ook nooit echt tegenslag gehad.
Romantischer werd het gesprek niet. Mijn
pogingen daartoe botsten op haar nuchterheid. Ik was een lieve echtgenoot, maar
toch ook een inwisselbare passant die was blijven hangen. Een beetje treurig
werd ik ervan.
Het kleurrijke shirt stemt me weer vrolijk.
Al ben ik dan inwisselbaar, ik ben toch mooi degene die met haar in San
Francisco is geweest.
(16-11-2013)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten