Wat weten we
van de ander? We weten amper wat er in het hoofd omgaat van degene met wie we ons
leven en bed delen. Laat staan dat we weten wat er zich afspeelt achter de deur
van onze buren. Beter een goede buur dan een verre vriend, zeggen we, maar wat
die buur buiten jouw gezichtsveld allemaal uitspookt, daar kunnen we slechts
naar gissen.
Gelukkig zien wij onze buren regelmatig. We
groeten elkaar en maken af en toe een praatje. En als ze er een aantal dagen niet
zijn, krijgen we hun sleutel om de post uit te halen. Zo maken wij vice versa
ook van hun nabuurschap gebruik.
Van de buren aan de andere kant zien en horen
we al heel wat minder. Verderop in de straat staan er huizen waarvan ik de
bewoners niet of nauwelijks ken. Hoe zou ik het moeten weten als er in een van
die huizen iemand langere tijd dood op de grond ligt?
Dat is een vraag die velen zich dezer dagen
gesteld zullen hebben. Het nieuwe nationale record in Rotterdam, tien jaar
onopgemerkt dood in je eigen huis, leidt tot veel afschuw en onbegrip, maar ook
tot introspectie.
Binnen alle ‘hoe is zoiets mogelijk?-vragen’
moet ik steeds weer denken aan de postbode in de Rotterdamse Jan Porcellistraat
of aan de bezorgers van huis-aan-huisbladen. Een van hen moet toch een keer
iets opgevallen zijn, toen hij een rekening of krantje door de brievenbus
schoof. Een ander geluid dan bij andere huizen.
(24-11-2013)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten